Nieuwsbrief 1 Juni 2011

 

Verborgen (?) gebreken (4) - Jonge duiven

 

De afgelopen weken bereikten me vele mailtjes naar aanleiding van de nieuwsbrieven van mei. Bedoeld als stof tot nadenken lokte het meerdere reacties uit. Ook herkenning van de eigen problematiek. Natuurlijk waren er ook liefhebbers bij die melden nog nooit met de beschreven klachten van doen te hebben gehad. Het kan allemaal. Het is ook niet allemaal zwart-wit.

Ik was de afgelopen dagen afwezig. Toen ik vandaag mijn mailbox opende viel me het grote aantal klachten op die de jonge duiven momenteel weer treffen. Zo werd er melding gemaakt van evenwichtsstoornissen bij de jongen, gele beslagen in mond, dunne mest gelig of groenig, overgeven,achterblijven enz. enz.

De meeste van de mailtjes gingen gepaard met de vraag of

er een goed medicijn was wat hun duiven van hun kwalen kon verlossen.

 

Natuurlijk begrijp ik de problemen. Als het huis in brand staat moeten we niet proberen de brandmelders te gaan ophangen en andere brandpreventiemaatregelen te gaan treffen. Dan moet de brand geblust worden.

Niet meer en niet minder. Maar er moet tegelijkertijd nagedacht worden over de te nemen maatregelen om deze malheur in de toekomst te voorkomen.

Alles in ogenschouw nemend zitten we hier dus gewoon aan de bron van de ellende die we in de diverse nieuwsbrieven van juni hebben beschreven.

 

Terugblik

 

Als we tijdens het enten van de jonge duiven praten over de jongen dan zijn er veel (oudere) liefhebbers die verzuchten dat die hedendaagse ziektes er vroeger toch niet waren. Waarom nu dan wel is dan veelal de vraag, waarop met overtuiging, dan vaak hun eigen antwoord wordt geventileerd.

Vroeger. Ja ook ik loop al weer zo’n kleine 30 jaar mee als dierenarts. Dus ik ken vroeger ook nog. In de jaren 80 van de vorige eeuw leek duivengeneeskunde een stuk eenvoudiger dan heden ten dage. Er waren ook ziekten. Maar als we gekeken hadden naar het Geel, Hexamitiasis en ornithose en de mest hadden onderzocht op coccidiose en of wormen nou dan waren we al heel ver gevorderd. We zagen bij de jongen soms het vliesje (Herpesvirus) maar dat was toen iets waar we de wenkbrauwen niet echt voor fronsten. De Paramyxo uitbraken van de jaren 70 waren inmiddels onder controle gebracht door de enting. Kortom met nogal eenvoudige medicijnen en onderzoeken kon veel ellende uitgebannen worden.

Eind jaren 80 kwam het mospikken. Aanvankelijk met een simpel kuurtje op te lossen. Maar allengs waren er toch zwaardere middelen nodig. Zelfs zulke zware middelen dat ik me begon af te vragen of het middel soms niet erger was dan de kwaal.

Dat is de tijd dat ik begon na te denken over een meer natuurlijkere aanpak van de duiven. Hilariteit viel me ten deel. Waarom was dat nodig? Immers er waren toch nog altijd middelen die de kwaal konden oplossen.

Gelukkig waren er een aantal liefhebbers die al vroeg mijn mening deelden dat het wel eens een heilloze weg zou kunnen blijken te zijn als we steeds maar weer met zwaardere medicijnen in die duivenlichaampjes te keer bleven gaan.

In wezen heeft de steun van die eerste liefhebbers me de drive gegeven om tegen de stroom in te blijven roeien.

 

De filosofie was toen en is nu, dat het zaak is de weerstand van de duiven zo hoog mogelijk te houden. Zo kunnen we helpen voorkomen dat de cocktail aan ziekten die op de duiven afkomt door de verdediging heen kan breken.

Want de strijd is een beetje scheef aan het groeien. De problemen van het mospikken werden steeds maar groter en inmiddels was vast te komen staan dat er een combinatie van E. Coli en Adenovirus aan dit fenomeen mede ten grondslag lag. Ik schrijf met nadruk lag. Dat wil niet zeggen dat dit ziektebeeld niet meer bestaat. Maar inmiddels is het vermengd met andere aandoeningen waardoor het niet meer zo simpel is van Adenocoli te spreken. Veel liefhebbers houden vast aan de gedachte dat het nog steeds alleen maar deze aandoening betreffen zou en herhalen antibioticumkuur na antibioticumkuur. Veelal met weinig tot geen resultaat.

Het ziektebeeld is zoals gezegd gecompliceerder geworden in een aantal gevallen. Daardoor is het beter om te spreken van Jonge duiven Syndroom.

Nu weet ik wel dat wetenschappers gruwen van syndromen en de kwaal liever naar de veroorzaker vernoemen. Ik ben echter van mening dat de vlag in een aantal gevallen de lading niet dekt en dat de nadruk van de bijkomende infecties de meeste aandacht opeist dan wel de problemen veroorzaakt.

Eind vorige eeuw werd het Circovirus voor het eerst vastgesteld bij de duiven en het heeft er alle schijn van dat dit virus een belangrijke stempel heeft gehad bij het ontstaan van het Jonge duiven Syndroom.

 

 

Succes

Peter Boskamp